Straf verhaal ///// de reus
Dit straffe verhaal haalde de voorstelling niet, maar is te straf om het niet te delen met jullie. Je kan van dit verhaal een filmpje maken. Klik op “leugen carrousel” om te weten te komen hoe je dit kan doen. Tussen haakjes staan de aanwijzingen over hoe je best spreekt en wat je kan tonen.
Aanwijzing: snotteren, hollands, nasaal spreken (bij aanvang is de jongen niet in beeld. camera staat ingezoomd op de tafel en gaat langs de taferelen. Links of rechts van het scherm een meetlat die centimeters aanduidt. naarmate het verhaal vordert verandert de verhouding van de centimeters – ze worden kleiner. er staat ook een neusspray. De jongen snottert tussendoor, hij is verkouden.)
Hoi. Ik ben Arne.
Ik verzamel kleine dingetjes – kleine mensjes, eigenlijk. Ik heb er driehonderdzevenendertig. Je zult je waarschijnlijk afvragen: ‘Waarom verzamelt hij kleine mensjes?’
Nou – kleine mensjes zijn leuk, en lief, en handig. Ik denk – in de ideale wereld zouden we allemaal kleine mensjes zijn. Ik zou zelf ook het liefst een klein mensje zijn. (lacht)
Eigenlijk vind ik kleine dingen in het algemeen gewoon heel erg leuk – of dingen die normaal gezien, in de echte wereld, groot zouden zijn. Zoals bomen, bijvoorbeeld. (er komt een boom in beeld. in eerste instantie lijkt het om een echte boom te gaan die we fullscreen zien, van kop tot teen. dan zoomt de camera ietsjes uit en wordt duidelijk dat het om een bonsaiboompje gaat)
Zoals je ziet, kweek ik ook bonsaiboompjes. En die achter het boompje ben ik. Tenminste toch een deel. Ik ben te groot om op het scherm te passen. Nu ja, te groot … Nederland is gewoon een heel klein en vooral een heel laag land. Met hele hoge mensen. En veel water. Ik ben zo groot dat ik met mijn vinger een dijk kan vervangen. (tijdens de tekst zoomt de camera langzaam verder uit. achter de tafel zien we nu de romp van een slungelachtige jongen. hij is zo groot dat zijn hoofd niet meer in beeld is)
Waar waren we gebleven? O ja – bonsaiboompjes.
Hoe gaat het kweken van een bonsaiboompje precies in zijn werk? Nou, om te beginnen moet je weten dat je van elke boom in principe een bonsai kunt maken. Als je de boom regelmatig verpot en de wortels snoeit gaat ie minder voedsel opnemen, waardoor de groei vertraagt en de blaadjes kleiner worden. Een beetje zoals een pygmee. (hij swipet wat foto’s in beeld)
Pygmeeën zijn kleine mensen. Zoals mijn mensjes daar, maar dan in het echt. Echte kleine mensen die echt bestaan, in de echte wereld. En weet je nog dat ik je zei dat bonsaiboompjes minder voedsel opnemen, en dat ze daardoor trager groeien en kleinere blaadjes krijgen?Zo is het bij de pygmeeën ook. Omdat ze doorheen de geschiedenis zo vaak moesten vluchten en steeds minder land hadden om te bewonen, met steeds minder middelen en steeds minder voedsel, gingen hun lichamen zich langzaam aanpassen. En nu zijn ze klein. Ze hebben kleine lichaampjes dus ze nemen weinig ruimte in, ze hoeven niet veel te eten want ze hebben snel genoeg, en dus verbruiken ze weinig energie.
En: ze worden bijna nooit ziek. Ongelofelijk. Zij zijn dus gewoon een soort van.. perfect, zeg maar. IJzersterk en piepklein. (de reus niest en pakt zijn neusspray)
Sorry. Ik ben chronisch verkouden. Dat komt omdat het daarboven altijd zo hard waait, snap je. Ik vang nogal veel wind. De laatste keer dat ik me mat, was een paar uur geleden, toen was ik twee meter drieënzeventig centimeter lang. Maar ik blijf groeien, het is niet bij te houden. Zie je de meetlat hier?(wijst de meetlat aan die langs de rand van het scherm loopt.)
Als je goed kijkt kun je me zien groeien. Het is afschuwelijk. Was ik maar een pygmee.Ik kan door geen enkele deur, pas in geen enkel bed, vind nooit schoenen of kleren die me passen, en ben de hele tijd duizelig. En omdat ik blijf groeien heb ik elke dag meer eten, drinken en ruimte nodig – ik ben extreem milieu-onvriendelijk. Mijn moeder denkt dat ik misschien wel de eerste mens ter wereld zal zijn die ooit boven de wolken zal kunnen rondkijken zonder in een vliegtuig te zitten. Tja. En de eerste mens ter wereld die het ene vliegtuig na het andere moet ontwijken. En die als ie voor de zon staat een grote schaduw op de aarde werpt. Denk je dat ik zo veel vrienden ga maken? (Weet je hoe eenzaam het daarboven is?)
Ik meen wat ik zeg: ik zou er alles aan doen om een pygmee te worden. Maar het is waar: het heeft geen zin me te verzetten. Je kunt nou eenmaal niet het omgekeerde worden van wat je bent. Tenzij …Tenzij ik een pygmee ben in het lichaam van een reus. Dat zou toch kunnen. Niets is wat het lijkt. Wat is echt? Wat niet? Dat weten we toch niet? Misschien zit alles wel heel anders in elkaar dan we denken. Misschien zijn alle draken in ons hoofd wel prinsessen die zitten te wachten tot we beginnen spelen. Kijk naar de bonsaïbomen. Naar de pygmeeën. Het is een spel, alles kan. Speel.Ik zou kunnen beginnen met wat minder te eten. Of kleinere porties. Misschien ga ik dan vanzelf krimpen. En dan wordt de portie vanzelf groter. Groot wordt klein, klein wordt groot – snap je..? (er verschijnt een maaltijd in beeld. Daar zoomt de camera steeds op in en weer uit, een meter ligt ernaast. Het lijkt of de maaltijd soms heel groot is en dan weer heel klein)
Zie je?Het is maar een kwestie van hoe je het bekijkt.
Dit is een man. Een hele gewone man.
Dit is een haan. Een hele gewone haan. En dit is een hele gewone haan, denk je. En dit is een hele gewone man, denk je. Maar wat zien we nu?
Nu zien we ineens een man met een reus van een haan ernaast. Nu zien we ineens een haan met een heel klein mannetje ernaast. Neenee, die haan heeft een normale lengte – de man is gewoon heel klein. Neenee, die man heeft een normale lengte – de haan is gewoon heel groot. Neenee, ik snap wat je bedoelt. Ik snap hoe jij het ziet. Maar het klopt niet wat je zegt. Het is duidelijk dat het hier om een hele kleine man gaat.Neenee, ik snap wat je bedoelt. Ik snap hoe jij het ziet. Maar het klopt niet wat je zegt. Het is duidelijk dat het hier om een reuzegrote haan gaat.
“Alleen maar jezelf zijn in een wereld die dag en nacht doende is om je precies hetzelfde als iedereen te maken, en die strijd nooit opgeven, is de grootste strijd die een mens kan leveren.” E. E. Cummings